William & Tisquantum

Hoofdstuk 1 William

Maart 1620

Samen met Pieter glibberde William langs de Oude Rijn. De keien onder zijn voeten waren spekglad, maar de rivier was nog niet bevroren. De trekschuit zou uitvaren, of hij wilde of niet. En dan was hij weg hier, voor altijd. Zouden de herinneringen aan Pieter en Leiden net zo snel verdwijnen als die aan zijn ouders?
Na acht jaar in Holland waren alleen hun namen nog over: Hugh en Eline. De klank van hun stem, de vorm van hun gezicht, het gevoel van hun armen om hem heen… Alles was weg, alsof hij de herinneringen bij hun graven in Engeland had achtergelaten.
En nu moest hij Holland achter zich laten. Wéér opnieuw beginnen. De laatste keer, hield hij zichzelf voor. Amerika zou zijn nieuwe thuis worden. Voor altijd. Ze hoefden alleen maar in de wildernis een kolonie te stichten.
Pieter zou daar zijn hand niet voor omdraaien. ‘Kon je maar met ons mee.’
Pieter trok een gekke bek. ‘Jij gaat toch eerst in Southampton voorbereidingen treffen voor de reis? Brieven en contracten schrijven?’ Het klonk alsof hij de gelagkamer van zijn vader moest schoonmaken nadat dronken gasten op de vloer hadden gepiest.
‘Het wordt hard werken hoor.’ De financiën regelen, levensmiddelen voor een jaar inkopen, zorgen dat de leden van zijn kerkgemeenschap met hun huisraad van hier naar Engeland konden komen, vanaf daar het vervoer naar de Nieuwe Wereld organiseren.
Saai! hoorde hij Pieter al zeggen.
Nou, niet als je wist wat er op het spel stond. Ze moesten nú aan alles denken, want in het verre Amerika waren ze op zichzelf aangewezen. Daar konden ze niet naar de molenaar voor meel, of naar de herbergier voor bier. Er was daar helemaal niets. Dus William was erop gebrand om het goed te doen, om ervoor te zorgen dat de onderneming zou slagen, maar hij snapte dat Pieter bij het idee in slaap viel. Die was de spannende verhalen van de zeelui en soldaten gewend die de herberg van zijn vader aandeden. Nog niet de helft ervan kon waar zijn, maar Pieter kon net zo overtuigend vertellen als de dominee. Als William naar hen luisterde, had hij het gevoel dat de stadsmuren omvielen en hij de hele wereld kon ontdekken. Andere plaatsen, andere mensen, andere gebruiken. En nu ging hij zelf de wereld ontdekken, of hij nou bang was of niet.
Pieters strohaar piekte vrolijk alle kanten op, maar zijn mondhoeken zakten ineens naar beneden. ‘Weet je zeker dat je wilt gaan?’
William wilde helemaal niet gaan, hij voelde zich net een beetje thuis in Leiden. Maar hij had niets te willen. ‘Mijn meester gaat, dus ik volg.’
‘Ik kan je verbergen. Op de hooizolder vinden ze je nooit.’
En meester Carver in de steek laten? Alleen achterblijven? Zijn buik verstrakte bij het idee. De leegte die hij na de dood van zijn ouders had gevoeld, wilde hij nooit meer meemaken. De familie Carver had hem als klein jochie hartelijk opgenomen, maar de koopman en zijn vrouw konden zijn ouders niet vervangen, hoe aardig ze ook waren. Sinds William officieel in de leer was gegaan bij meester Carver was er iets veranderd. De leegte in zijn hart werd langzaam gevuld met taken, met doelen, met complimentjes als hij het goed deed. En met het besef dat het belangrijk was om je in te zetten voor de gemeenschap, zoals zijn meester met hart en ziel deed. ‘Het is Gods wil dat we naar Amerika gaan, Pieter. Daar zullen we vrij zijn om te leven zoals we willen, om te geloven wat we willen.’
Pieter haalde zijn hand door zijn haar, waardoor het nog warriger werd. ‘Maar dat kan hier toch ook?’
Mismoedig schudde William zijn hoofd. ‘Al lang niet meer, en dat weet jij ook. Leiden wordt steeds minder tolerant voor andersgelovigen. We mogen niet eens meer samenkomen in het huis van de dominee.’ En er waren nog zoveel andere redenen om te gaan. Dat de leden van de kerkgemeenschap te veel beïnvloed werden door de vrije Hollandse gebruiken, bijvoorbeeld. Maar dat zou Pieter onzin vinden. ‘Het is hier niet langer veilig voor ons.’
‘En in Amerika is het wel veilig? Je weet toch dat daar wilden wonen?’
Ineens beet de Hollandse winterkou dwars door Williams kleren heen en hij huiverde.
‘Die lusten jou als ontbijt.’ Pieter verlaagde zijn stem. ‘Ze villen je levend met schelpen, snijden je vingers en tenen eraf, martelen je tot je smeekt om de dood, maar ze laten je niet sterven. Want jij moet toekijken hoe ze jou stukje bij beetje opeten.’
William werd misselijk en hief zijn hand. Ja, er zouden gevaren zijn, maar in Amerika wachtte het beloofde land. ‘Genoeg verhalen.’
‘Ga jij ze maar beleven,’ verzuchtte Pieter verlangend.
Zo moest hij ertegen aankijken: hij ging avonturen beleven!
‘Zul je me schrijven? Niet over die saaie regeldingen. Spannende verhalen, die wil ik horen. Met alle smeuïge details, dan verleer je ook het Hollands niet.’
Hij wilde zijn tong uitsteken, maar dat zou zijn meester baldadig vinden. Dan zou hij weer zeggen dat de Leidse kinderen een slechte invloed hadden. Niet dat het nu nog uitmaakte. ‘Beloofd. Maar we gaan naar de andere kant van de wereld, het zal een wonder zijn als mijn brieven ooit bij jou aankomen.’
Pieters blauwe ogen begonnen te glimmen. ‘Wonderen bestaan. Hier in Leiden heeft God er een verricht, jaren geleden, tijdens een grote hongersnood. De mensen hadden zo’n honger dat ze in staat waren hun buren op te eten. Toen een vrouw hoorde dat haar buurvrouw een brood had, klopte ze daar meteen aan. Maar de buurvrouw ontkende. “Mocht het wel zo zijn, dan mag God mijn brood in steen veranderen.” En wat denk je? Haar brood veranderde in steen en zij stierf van de honger, terwijl haar buurvrouw overleefde met Gods hulp.’
Pieter moest dominee worden! Hoe lang en gevaarlijk de reis ook was, hoe ongerept de wildernis in Amerika ook zou zijn, hoe hard hij ook moest werken om te overleven, William zou er een nieuw thuis vinden. Want God zou hem bijstaan.
Vanaf de trekschuit wenkte meester Carver.
‘Ik moet gaan. Ik zal je missen, Pieter.’
‘Ik jou ook.’
William klopte zijn Leidse vriend op de rug. Omdat de herinneringen aan zijn ouders veel te snel waren vervaagd, nam hij een momentje om Pieters gezicht in zich op te nemen. Hij wilde die vrolijke strobaal nooit vergeten.