Vuurproef
Vuurproef
Hekserij is een tijdloos verschijnsel. Heksen hebben de menselijke fantasie altijd al geprikkeld, van de vroegste samenlevingen tot de huidige, Westerse maatschappij waar de heks voorkomt als het archetypische sprookjesfiguur, in verband gebracht wordt met zwarte magie en satanisme of symbool staat voor de vrijgevochten, onafhankelijke vrouw: de witte heks.
Het beeld van de heks als boosaardig en gevaarlijk wezen in vrijwillige dienst van de duivel ontwikkelt zich in Europa in de 12e en 13e eeuw. In de 13e eeuw werd in kerkelijke kringen bevestigd dat magische praktijken geen fantasieën waren, dat hekserij en toverij daadwerkelijk bestonden, en werden strafmaatregelen strikter. De eerste daadwerkelijke heksenvervolgingen vielen samen met kettervervolgingen.
Eind 15e eeuw begon de heksenwaan. In een bul uit 1484 verkondigt Paus Innocentius VII dat ‘al het onkruid der dwalingen’ geheel uitgeroeid moet worden. Geloofsonderzoekers kregen de vrijheid om over te gaan tot gevangenneming en bestraffing van overtreders, van welke stand ook.
Het algemene beeld van de hekserijvervolgingen is vaak verkeerd. Wilde verhalen over een brandend Europa. Miljoenen onschuldige vrouwen die allemaal genezeres, vroedvrouw, bewaarsters van eeuwenoude, geheime kennis of oude, lelijke bedelaarsters waren. Vrouwen die als zondebok voor de kerk of door de opkomst van de mannelijke geneesheren opgeofferd werden.
Volgens de meest redelijke schattingen zijn er in Europa tussen 1450 en 1750 100.000 processen geweest die 40.000-50.000 terechtstellingen hebben opgeleverd. Dus geen miljoenen slachtoffers, maar ook deze cijfers, en met name de verhalen, waren schrikwekkend genoeg.
In Nederland waren er relatief weinig heksenverbrandingen. Verdachten werden eerder voor toverij veroordeeld dan voor hekserij. In de 15e eeuw werd toverij in de Nederlanden niet zwaar bestraft, meestal met een boete, opsluiting of een bedevaart. Gerechtelijke zaken doken dan ook slechts sporadisch op.
Pas aan het einde van de 16e eeuw vinden er meerdere heksenprocessen plaats. Vooral de Zuidelijke Nederlanden werden door de heksenwaan gegrepen. In 1595 vallen er meer dan dertig slachtoffers in Den Bosch en Breda, in de Peel vallen vijftien slachtoffers en in Utrecht eindigen twee volledige families op de brandstapel. In Roermond vond in 1613 een enorme slachting plaats. 64 mensen vonden de dood.
De Noordelijke Nederlanden kenden relatief weinig heksenvervolgingen (twee slachtoffers in Amsterdam) en de brandstapels eindigden daar als een van de eersten in heel Europa aan het begin van de 17e eeuw. De laatste ter dood veroordeelde ‘Hollandse’ heks was waarschijnlijk een vrouw in Gorinchem in 1608.
Aan het eind van de 17e eeuw doofden ook de brandstapels in de Zuidelijke Nederlanden. Naar schatting heeft de heksenwaan in de Nederlanden aan tweehonderdvijftig mensen het leven gekost.